Iemand die doodgaat, laat een leegte achter. Dat doet pijn, roept verdriet op en kwaadheid, onmacht. Maar ook mededogen en zoete herinneringen. Kortom: We rouwen om degene die gestorven is.
Rouw is een veelomvattend woord, dat een proces aanduidt. Een proces van loslaten én bijhouden tegelijk. Maar hoe doe je dat? En met wie? Ieder rouwt op zijn/haar eigen manier en tempo. Dat maakt het delen van rouw moeilijk.
Verlies is leegte. Een niet-zijn.
Waar kun je met je verdriet naartoe? Met je kwaadheid? Met je emoties tout-court. Soms ben je, ondanks het verlies gewoon blij over iets, maar voel je je daar schuldig over. Rouw kenmerkt zich door grote tegenstrijdigheden. Emoties in jezelf die moeilijk verenigbaar lijken, maar ook jouw emoties en die van anderen die niet ieder moment met elkaar matchen.
Het verlies, de emoties tastbaar maken, helpt. Dat kan op allerhande manieren. Door te schilderen, iets te maken, oude kleren van de overledene te ver-maken tot iets anders, een voorbijgaande constructie te zetten in een bos…. we vinden altijd een vorm die voor jou passend is.
Wat je maakt, kan een gedenkteken zijn voor die ander, maar ook een talisman voor jezelf, iets dat jou kracht geeft. Als het maar een vorm is, iets dat je kan aanraken.